Page 177 - Biomarkers for risk stratification and guidance in heart failure
P. 177

                                Chapter 8
Bij behandeling van patiënten met hartfalen zien we vaak veranderingen in zowel nierfunctie als NT-proBNP-concentratie. Hoe de verandering van nierfunctie moet worden geïnterpreteerd in relatie tot verandering in NT-proBNP is onbekend. Dit kan ertoe leiden dat bij verslechtering van nierfunctie hartfalen medicatie wordt verminderd. Omgekeerd kan een ogenschijnlijke verbetering van nierfunctie bij een stijgend NT-proBNP de indruk wekken dat een patiënt stabiel is. In onze studie bleek enkel verandering in de NT-proBNP-concentratie tussen ontslag en de policontrole één maand na ontslag van prognostische waarde. Verandering in nierfunctie bleek geen effect te hebben op sterfte of heropname in verband met hartfalen. De nierfunctie wordt geschat door het creatinine in het bloed te meten. Creatinine is een afbraakproduct van creatininefosfaat in het spierweefsel en wordt door het lichaam met een vrij constante snelheid geproduceerd. Het wordt door de nieren uitgescheiden. Als het creatinine stijgt, kan dat het gevolg zijn van verslechtering van de nierfunctie. Bij patiënten met hartfalen is de oorzaak van verslechtering van nierfunctie heel divers. Zo kan de nierfunctie verslechteren doordat stuwing van de nieren plaatsvindt veroorzaakt door verergering van hartfalen. De nierfunctie kan echter ook verslechteren door lichte uitdroging bij gebruik van plasmedicatie, of door gebruik van medicatie als ACE-remmers of aldosteron antagonisten. Deze medicatie heeft een positief effect op de overleving van patiënten met HFrEF. Het is aannemelijk dat de eerste reden van verslechtering van nierfunctie een slechtere prognose heeft dan de tweede. Een verbetering van nierfunctie kan optreden als de pompfunctie van het hart verbetert waardoor de nieren beter worden doorbloed. De nierfunctie kan ogenschijnlijk verbeteren doordat bij vocht vasthouden het creatinine wordt verdund. In het laatste geval is de nierfunctie dus niet echt verbeterd, maar lijkt een verbetering plaats te vinden door verdunning van het creatinine. Een proces dat duidt op verergering van hartfalen met hoog risico op heropname of overlijden. De verschillende mechanismen voor (ogenschijnlijke) verbetering dan wel verslechtering van nierfunctie maakt dat uit verandering in nierfunctie vlak na ontslag geen uniforme conclusie kan worden getrokken. Dat verandering in de NT-proBNP-concentratie wel van prognostische waarde is ligt in de lijn der verwachting: als door progressie van hartfalen meer druk op de hartspier wordt uitgeoefend zal meer NT-proBNP in de bloedbaan worden uitgescheiden. Vermindert de druk op het hart dan zal de NT-proBNP-concentratie dalen. Bij de behandeling van hartfalen zal voor risico inschatting dus met name gekeken moeten worden naar hoe het NT-proBNP op de behandeling reageert. Een (geringe) verslechtering van de nierfunctie
176
































































































   175   176   177   178   179